menu

Aanvullende informatie Romantiek 

Nationalisme in Tsjechië  

1 Zo zijn delen van Dvoráks symfonieën en kamermuziek gebaseerd op de dumka en de furiant.

2. Zie 1.

3. Nationale trekken zijn nog het meest prominent in Smetana's opera's Prodaná nevesta (De verkochte bruid, 1866) en, in iets mindere mate, Hubicka (De kus, 1876), alsook in enkele kleinere werken zoals Dvoráks Slavische dansen.

4. Zie 3.

5. Zie 3.

6. Uit de ritmen en intonaties van de landelijke spraak en liederen van Moravië ontwikkelde hij een eigen stijl. Erkenning kwam pas laat, bij de uitvoering van zijn opera Jenoefa (1903) in Praag in 1916.

7. Janáceks creativiteit bleef tot het einde van zijn leven onverminderd. Latere opera's waren Kát'a Kabanová (1921), Prihody lisky Bystroesky (Het sluwe vosje, 1924), Vec Makropoulos (De zaak Makropoulos, 1925) en Z mrtvého domu (Uit een dodenhuis, 1928).

8. Zie 7.

9. Zie 7.

10. Zie 7.

11. Janácek componeerde veel koormuziek, waaronder de schitterende Glakolská-mis (1926), op een oud-Slavische tekst.

12. Zijn kamermuziek omvat onder meer twee kwartetten en een vioolsonate; zijn belangrijkste orkestwerken zijn de symfonische rapsodie Taras Bulba (1918) en de Sinfonietta (1926).

13. Zie 12.

14. Zie 12.

15. Zie 12.