Begrippenlijst
Inhoudsopgave
- Aleatoriek
- Anthem
- Aria
- Ballata
- Basso continuo
- Caccia
- Cantate
- Concerto grosso
- Consort
- Contrapunt
- Fantasia, Fantasie
- Fluxus
- Haagse School
- Madrigaal
- Masque
- Minimal music
- Monodie
- Motet
- Opera
- Oratorium
- Programmamuziek
- Sonate
- Trecento
- Twaalftoonstechniek of dodecafonie
- Serialisme
- Virginaal
Aleatorische muziek is muziek waarbij bewust gebruik wordt gemaakt van toeval en onberekenbare factoren. De aleatoriek, of toevalsmuziek, ontwikkelde zich vanuit de Verenigde Staten als reactie op het rekenkundige en precieze van de seriële muziek (het serialisme). De aleatorische muziek ontstond in de jaren 50 van de twintigste eeuw vanuit het avant-gardisme. De aleatorische muziek werd binnen de muziek uit de 20e eeuw aan het einde van de jaren 50 belangrijk en staat in verband met de Fluxus-beweging. De term aleatorisch werd door Karlheinz Stockhausen en Pierre Boulez voor de Darmstädter Ferienkurse gebruikt. (meer op Wikipedia)
Anthems zijn composities in de Engelse kerkmuziek voor koren, met of zonder solopartijen, die worden gezongen in de ochtend- en avonddiensten van de Anglicaanse Kerk, de zogeheten Morning Prayers en Evensong. De term anthem is afgeleid van het Griekseantifona (antifoon). De Morning Prayers zijn vergelijkbaar met de lauden, de Evensong heeft veel overeenkomsten met vespers. Anthems werden en worden gecomponeerd door vele Engelse componisten. (meer op Wikipedia)
Een aria is oorspronkelijk een gezongen expressieve melodie die gewoonlijk door één zanger wordt uitgevoerd en dateert uit de 14e eeuw. De ontwikkeling van de aria als stijl van zingen is nauw verwant aan die van de monodie en het madrigaal in Florence met als belangrijk hoogtepunt de muziek van Monteverdi. In de loop van de 17e tot en met de 19e eeuw werd de aria het voornaamste expressiemiddel van operazangers. (meer op Wikipedia)
De ballata is net als het madrigaal en de caccia een Italiaanse liedvorm uit de Trecento-periode (14e eeuw in Italië). De ballata is te vergelijken met de Franse virelai en is meestal driestemmig, waarbij de stemmen in de regel niet homofoon zijn. Formeel gezien heeft de ballata de structuur Abb'A'A, waarbij A en b verschillen in melodie en b' een rijmende tekst op b is. (meer op Wikipedia)
Basso continuo is een manier van het begeleiden die vooral in de barokmuziek veel gebruikt werd. De naam wordt soms ook gebruikt voor de instrumenten die de begeleiding spelen. De basso continuo is het geïmproviseerde versierende en aanvullende spel inclusief basis van de harmonie en altijd uitgeschreven baslijn. De harmonieën zijn weergegeven door middel van een cijfersysteem onder de basnoten, de zogenoemde becijferde bas, vaak uitgevoerd door de cello of viola da gamba. Daarnaast is er sprake van een versierend en improviserend akkoordinstrument, zoals klavecimbel, orgel (in de kerk) of luit (bij kleine bezettingen). De basso continuo is ontstaan als een verkorte notatie van de harmonie als hulpmiddel voor de leidende (dirigerende) orgelspeler. Deze kon nu in een oogopslag akkoorden ter ondersteuning geven en tegelijkertijd aandacht hebben voor andere deelnemers aan het musiceerproces. (meer op Wikipedia)
De caccia (=Italiaans voor 'jacht') is net als de ballata en het madriaal een Italiaanse liedvorm uit de Trecento-periode (14e eeuw in Italië). De caccia is daarmee vergelijkbaar met de Franse chasse. Een caccia heeft in de regel twee levendige bovenstemmen (meest een canon in unisono), waarin de tekst voorgedragen wordt, en een rustiger instrumentale onderstem, die vrij behandeld wordt. In sommige caccia's ontbreekt echter deze onderstem. De caccia is doorgaans tweedelig: na een relatief lang eerste gedeelte volgt een relatief kort ritornello. (meer op Wikipedia)
Een cantate is een muzikale compositie voor een of meer zangers, begeleid door instrumenten, meestal bestaande uit meerdere delen. De term cantate werd bedacht in de 17e eeuw om onderscheid te kunnen maken met de sonate, een speelstuk voor instrumenten. Vanaf het midden van de 17e eeuw tot laat in de 18e eeuw was de cantate voor een of twee stemmen met begeleiding van een klavecimbel en soms enkele andere instrumenten een populaire vorm van Italiaanse kamermuziek. Voorbeelden kan men vinden in de muziek van Carissimi, de Engelse vocale solo's van Purcell en de Italiaanse duetten en trio's van Händel. De cantate was het belangrijkste muziekwerk in de kerkelijke eredienst en kwam in de plaats van het evangeliemotet dat in de Lutherse traditie sinds de Reformatie ter verdieping van de Bijbellezing had gefungeerd. Het evangeliemotet werd eerst vervangen door een concerterend gedeelte met aria en koordelen, na 1700 door de cantate. De oorsprong van de cantate lag in het oude gebruik om de Bijbeltekst op melodie te reciteren. Bach heeft deze muziekvorm totaal vernieuwd en tot grote hoogte gebracht. (meer op Wikipedia)
Een concerto grosso (Italiaans voor groot orkest) is een compositie voor een orkest, stammend uit de 17e en 18e eeuw (barok), waarin gewoonlijk een groep van solo-instrumenten een prominent aandeel heeft. Verder zijn met name de concerti grossi van Corelli en Händel klassieke voorbeelden van deze muziekvorm. Ook Schnittke schreef concerti grossi in de 20e eeuw. (meer op Wikipedia)
Met een consort of instruments wordt een ensemble bedoeld zoals dat in het Engeland in zwang was in de 16e en 17e eeuw. Het is een ensemble van instrumenten van dezelfde familie of van verschillende instrumenten. Consortmuziek was populair in de huishoudens van welgestelde families in de Elizabethaanse tijd en werd geschreven door veel belangrijke componisten uit die tijd. In de barokmuziek werd het genre geïncorporeerd in de kamermuziek. (meer op Wikipedia)
Onder contrapunt wordt in de muziektheorie het verband tussen twee of meer (onafhankelijke) stemmen verstaan. Chronologisch in de muziekgeschiedenis werd modaal contrapunt gebruikt vóór ca. 1750, met als overgangsfiguur J.S. Bach. Vervolgens van ca. 1750 tot ca. 1900 maakt men gebruik van tonaal contrapunt. In de 20ste eeuw tot nu vindt men ook atonaal contrapunt terug evenals een mixage van alle andere vormen waarbij tonaliteit niet weg te denken is. (meer op Wikipedia)
De Darmstädter Ferienkurse (eigenlijk: Internationale Ferienkurse für Neue Musik) zijn een tweejaarlijks over meerdere weken plaatsvindend evenement in de Duitse stad Darmstadt, waarin componisten en instrumentalisten in cursussen en concerten de nieuwste stromingen van de (nieuwe) muziek onderzoeken respectievelijk ten gehore brengen. Het initiatief hiervoor ontstond een jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog met het doel de muzikale scheppingskrachten nieuw op te zetten en te beleven en was tot 1970 een jaarlijks gebeuren van rond 12 dagen. De intentie voor deze zomercursussen was ontstaan omdat Duitsland van 1933 tot 1945 van de internationale ontwikkelingen op muziekgebied was ontkoppeld. In de eerste jaren stonden werken van ondermeer Schönberg, Webern, Strawinsky en Bartók centraal die met tientallen jaren vertraging voor het eerst werden uitgevoerd. Vooral de deelname van de scheppers van de nieuwe muziek zoals Edgard Varèse, Olivier Messiaen, en John Cage waren intens vruchtbaar en voerden tot de wereldfaam van deze institutie. De cursussen werden gekarakteriseerd door componisten zoals Karlheinz Stockhausen, Pierre Boulez en Luigi Nono. (meer op Wikipedia)
Dodecafonie of twaalftoonstechniek
Dodecafonie of twaalftoonstechniek is een compositiemethode in de muziek die in 1923 ontwikkeld werd door Arnold Schönberg. Basis van de twaalftoonstechniek is het uitsluitende gebruik binnen een compositie van een reeks waarin precies alle twaalf tonen uit de chromatiek voorkomen en een aantal daarvan afgeleide reeksen. De gedachte achter de dodecafonie werd door Schönberg als volgt omschreven: "Zwölf nur auf einander bezogene Töne", waarmee de componist een soort absolute muziek bedoelde, zonder referenties aan buitenmuzikale inhouden (programmamuziek). Geen toon mocht belangrijker zijn dan de andere, alle dienden in principe even vaak voor te komen in een compositie. Deze 'democratie' in de muziek geeft de luisteraar een onbestemd gevoel, het gehele principe van een tonica wordt in dit systeem vermeden. Schönbergs twaalftoontechniek maakt gebruik van een reeks, waarin elk van de 12 tonen eenmaal voorkomt. Deze reeks is als het ware het DNA van de compositie omdat zij het verschijnen van toonhoogtes reguleert, en wordt de normreeks genoemd. Omdat een enkele reeks onvoldoende variatie mogelijk maakte, gebruikte Schönberg tevens de "inverse" (horizontale spiegeling der intervallen), de retrograde (omgekeerde reeks) en de inverse retrograde van de rij, elk in alle transposities. Dat leverde 4 x 12 = 48 reeksen als basismateriaal voor een compositie op. (meer op Wikipedia)
De Fantasie is een muzikale vrije vorm waarin de structuur niet eenduidig is vast te stellen. In sommige gevallen bedient de Fantasie zich van een liedvorm of sonatevorm, maar kan tevens als een variatie-werk geconcipieerd zijn. De fantasie verschijnt als vorm reeds in de vroege barokmuziek, en is daar sterk verwant aan de ricercare, waarin meerdere thema's worden verwerkt. In de meeste fantasie-werken wordt de vorm bepaald door een hoofdthema, gevolgd door verschillende episodes die hetzij voortborduren op het thema of daar een contrast mee vormen. Daarbij kunnen al dan niet nieuwe thema's prominent naar voren komen, of het hoofdmateriaal zodanig veranderen, dat tegen het einde van het stuk de compositie een nieuwe gestalte of karakter heeft gekregen. Veel Fantasieën eindigen ook in een andere toonsoort dan waarin ze begonnen zijn. (meer op Wikipedia)
Fluxus is een kunststroming die is ontstaan in New York in het begin van de jaren 60. Het woord fluxus (Latijn) betekent het stromen, vloeiend, vloeibaar, voortdurende verandering suggererend. De bekendste kunstenaar die betrokken was bij Fluxus was Joseph Beuys. Andere deelnemers waren toonaangevende avant-garde-kunstenaars uit verschillende landen, onder wie de Japans-Amerikaanse Yoko Ono. Een bekend Fluxus-optreden in Nederland vond op 13 november 1964 in het Kurhaus in Scheveningen plaats. Het streven van de Fluxus-kunstenaars was het bij elkaar brengen van kunst en dagelijks leven. (meer op Wikipedia)
De Haagse School is een muzikale stroming die begon in de tweede helft van de 20e eeuw. De eerste vertegenwoordigers waren als docent aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag verbonden. In het bijzonder worden de volgende componisten gezien als de stichters: Jan van Vlijmen, Louis Andriessen, Gilius van Bergeijk en Dick Raaijmakers. Ook de studenten van laatstgenoemden, onder wie Richard Ayres, Diderik Wagenaar, Ron Ford, Martijn Padding en Peter Adriaansz maken deel uit van de Haagse School. Gene Carl schreef in 1987: "Karakteristiek voor de Haagse School is luide, agressieve, ritmisch energieke muziek die wars is van elk neoromantisch sentiment en dikwijls versterkt of elektronisch gemanipuleerd wordt." Tegenover de Haagse School staat de Rotterdamse School rond onder andere Otto Ketting. (meer op Wikipedia)
Een madrigaal is muziekvorm, in de 14e eeuw ontstaan in Noord-Italië. De term madrigaal komt waarschijnlijk van het Latijnse matricale (moedertaal), toen dus Italiaans in plaats van Latijn. In drie verschillende perioden van de muziekgeschiedenis komen we madrigalen tegen, in de middeleeuwse Italiaanse Trecento-muziek, in de renaissance, en ten slotte in de barok. Het bekendst zijn tegenwoordig de madrigalen uit de Renaissance; het was ook veruit de belangrijkste en populairste vocale vorm van deze tijd. (meer op Wikipedia)
Een masque, maskerade of maskerspel is een toneel-, muziek- en dansspektakel dat hoofdzakelijk in de 16e en 17e eeuw in aristocratische kringen populair was. De masque vond zijn oorsprong in Noord-Italië aan de hofhoudingen van adellijke families zoals de Medici en was bedoeld als opluistering voor verscheidene feestelijkheden. Via Frankrijk raakte de masque uiteindelijk vooral in Engeland populair, en ontwikkelde zich er tot een exuberant spektakel, waarvoor vooraanstaande schrijvers en componisten de tekst en muziek leverden. (meer op Wikipedia)
Minimalistische muziek of minimal music is een muziekstijl met herhaling – vaak van korte muzikale frases, met subtiele variaties gedurende een lange tijd, of stilstand, vaak in de vorm van lang aangehouden tonen – een accent op consonante samenklanken en een duidelijk tempo. Deze vorm van eigentijdse klassieke muziek ontstond rond 1970. De meest prominente minimalistische componisten zijn Morton Feldman, John Adams, Philip Glass, Steve Reich en Terry Riley. De bekendste uit de Lage Landen zijn Simeon ten Holt en Wim Mertens. La Monte Young wordt over het algemeen aangemerkt als de "vader" van het minimalisme. In Nederland maakte Simeon ten Holt, met onder andere Canto Ostinato, minimalistische muziek. (meer op Wikipedia)
Een monodie is een melodie met akkoordbegeleiding. Deze oorspronkelijk uit de volksmuziek, en uit de muziek van de troubadours en trouvères, afkomstige schrijfwijze vond een enorme opgang in het begin van de barok. De begeleiding werd doorgaans genoteerd in het systeem van de basso continuo: een baslijn met cijfers die de akkoorden en hun liggingen zodanig aanduidden, dat deze improviserenderwijs konden worden uitgevoerd. (ontleend aan Wikipedia)
Het motet in de middeleeuwen was een polyfone muzikale vorm, die met name in de Nederlanden en Frankrijk vanaf 1220 à 1230 zeer snel opgang maakte. Grofweg zijn er twee vormen te onderscheiden: 1. In het duplum (een vrije stem boven de tenor) staat een Latijnse tekst die commentaar geeft. 2. In het duplum staat een profane Franse tekst. Deze latere ontwikkeling voltrok zich in feite binnen één generatie, en betekende de secularisatie van het motet. Het overgrote deel van de motetten van de ars antiqua bevat Franse, profane teksten. (meer op Wikipedia)
Opera is een vorm van muziektheater, waarbij een overwegend gezongen toneelstuk, in dichtmaten met orkestbegeleiding, wordt uitgebeeld. De vierhonderdjarige geschiedenis van de opera zoals we die heden ten dage kennen, vindt haar oorsprong in Florence. Eind 16e eeuw kwam hier een groep intellectuelen, edelen en muzikanten bijeen (bekend als de Camerata). Zij wilden het klassieke drama zoals het in Oudheid bestond nieuw leven inblazen. Hun grote voorbeeld hierbij was Aristoteles, die in de 4e eeuw voor Christus over toneel en muziek had geschreven, alsof deze twee zaken dezelfde waren. Volgens Aristoteles was drama de imitatie van het leven, dat verlevendigd werd met zowel versiering als melodie. Op basis daarvan veronderstelden de Florentijnen dat het klassieke drama volledig gezongen moest zijn geweest. De eerste componist die een poging deed dit in de praktijk om te zetten, was Jacopo Peri (1561-1633), die hiervoor het Grieks mythologische drama Dafne aanwendde. Dit werk is echter verloren gegaan. Een later werk van Peri, Euridice, daterend uit 1600, is de eerste opera die tot op de dag van vandaag bewaard is gebleven. (meer op Wikipedia)
Een oratorium is een omvangrijk vocaal werk met een veelal geestelijke inhoud voor orkest, zangsolisten en koor, waarbij veelal een verteller de drager van de handeling wordt. In tegenstelling tot een opera heeft een oratorium geen decor en speciale kostuums en wordt er in een oratorium niet geacteerd op een scène. Als een oratorium het lijdensverhaal van Christus als onderwerp heeft, spreekt men van een passie. Net als een opera, heeft een oratorium een libretto. Het zal veelal uit de volgende elementen bestaan: 1. Een ouverture / 2. Verschillende aria's, gezongen door vocale solisten / 3. Recitatief, vaak gebruikt om de plot te vertellen / 4. Koor. (meer op Wikipedia)
Programmatische muziek, in het Nederlands doorgaans programmamuziek genoemd, is een vorm van muziek die een verhaal vertelt of iets uitbeeldt dat op literatuur, geschiedenis of natuur betrekking heeft. Het is muziek waarin zich een 'programma' of 'vertelling' ontvouwt. Dit in tegenstelling tot abstracte muziek, ook wel 'absolute muziek' genoemd. Overigens kan de meeste programmamuziek ook als absolute muziek genoten worden: kennis van het programma is niet per se noodzakelijk om deze muziek te begrijpen en waarderen. (meer op Wikipedia)
De term sonate duikt voor het eerst op in de barokmuziek. De oervorm van de sonate vinden we bij Domenico Scarlatti. In de klassieke periode van Haydn, Mozart en Beethoven kreeg de sonate een vaste specifieke vorm. Deze bestaat uit drie of vier delen. Het eerste deel van de sonate heeft daarbij de typische sonatevorm: de expositie, die vaak herhaald werd, de doorwerking en de reprise. Vervolgens is het tweede deel vaak een rustig gedeelte. Het derde deel is vaak een Menuet of een Scherzo, een stuk in driekwartsmaat, dat wordt gevolgd door een Trio, waarna het Menuet of Scherzo herhaald wordt. Bij de vroege sonates wordt dit derde deel soms weggelaten, waardoor men direct na het langzame deel overgaat op de finale. Het laatste (derde of vierde) deel is meestal vlot en vrolijk van karakter. Dikwijls heeft het de rondovorm, soms zijn het variaties op een thema. (meer op Wikipedia)
Het Trecento (Italiaans voor 300, of voor "mille trecento", 1300) verwijst naar de 14e eeuw in de Italiaanse culturele geschiedenis, en meer bepaald naar de periode tussen gotiek en renaissance. Daarnaast wordt het Trecento vaak beschouwd als het begin van de renaissance in de kunstgeschiedenis. Voor de muziek betekende het Trecento een periode van sterke activiteit in Italië, gestimuleerd door veelvuldige contacten en uitwisseling met Franse muzikanten en componisten. De term Trecento verwijst naar de Ars nova (polyfonie) in Italië, onder invloed van Frankrijk tot stand gekomen. De nadruk kwam nu meer te liggen op wereldlijke liederen (in het bijzonder liefdeslyriek) en veel van de ons overgeleverde muziek uit die tijd is polyfoon. Vooral de invloed van de troubadours die naar Italië kwamen vanwege de vervolging van de Albigenzen in de vroege 13e eeuw, was aanzienlijk. Enkele liedvormen uit de Trecento-periode zijn: Caccia, Madrigaal en Ballata. (meer op Wikipedia)
Het serialisme is een stroming in de muziek van de 20e eeuw met hoogtijdagen van 1947 tot 1968. De stroming betrof het oeuvre van onder anderen Olivier Messiaen, Karel Goeyvaerts, Karlheinz Stockhausen, Hans Werner Henze, Pierre Boulez, Milton Babbitt en Luigi Nono. Voortbouwend op de dodecafonie van met name Anton Webern en Arnold Schönberg ontstond de seriële techniek, die een gecodeerde rij (serie) van waarden voor alle muzikale parameters (niet alleen voor de toonhoogtes, maar ook voor de dynamiek, de toonduur en de toonkleur) als constructieprincipe aan een werk ten grondslag legde. (meer op Wikipedia)
Een virginaal is een toetsinstrument met enkelkorige besnaring die steeds parallel met het toetsenbord ligt. Het virginaal is samen met het spinet de vroegste en eenvoudigste vorm van het klavecimbel. (meer op Wikipedia)