Componisten geboren tussen 1486 en 1499
Ludwig Senfl (~1486 – ~1543)
Ludwig Senfl was een in Zwitserland geboren componist, die vrijwel zijn hele leven in de Duitse landen werkte. Hij was leerling van Heinrich Isaac en later hofcomponist van keizer Maximiliaan I. Senfl volgde Isaac na diens dood op als hofcomponist en bleef dit tot aan de dood van Maximiliaan I in 1519, toen de hofkapel door de nieuwe keizer Karel V werd opgeheven. Hierna reisde hij af naar Passau waarna hij in 1523 werk vond in de hofkapel van München. Hij bleef er tot aan zijn dood. Senfl componeerde hoofdzakelijk meerstemmige liederen, vaak van een profaan karakter, en vele instrumentale werken. Zijn stijl is beginnend renaissancistisch, en sommige van zijn werken zijn volksliedjes geworden. Bekende liederen zijn Ich stund an einem Morgen en Das Gläut' zu Speyer, waarin hij de stemmen kerkklokken laat nabootsen. Algemeen is zijn werk in de Oude-Muziekwereld relatief populair.
naar boven
Costanzo Festa (~1490 – 1545)
Costanzo Festa was een Italiaanse renaissancecomponist, die – evenals Philippe Verdelot – bekend is geworden door zijn madrigalen. Daarnaast schreef hij kerkmuziek. Hij was een meester in de Nederlandse contrapunttechniek, en zijn belang voor de muziekgeschiedenis is dat hij twee muzikale stijlen, de Italiaanse en de Nederlandse, voor het eerst bij elkaar bracht. Palestrina is sterk door hem beïnvloed. De meeste madrigalen schreef Festa voor drie stemmen, in tegenstelling tot de andere vroege madrigalisten, die vier tot zes stemmen verkozen. Naast zijn madrigalen, schreef hij vier missen, meer dan veertig motetten, een reeks litanieën en talrijke Magnificats. De stijl van zijn sacrale muziek komt overeen met dat van zijn seculiere. Festa schreef ook instrumentale muziek. Zijn beroemdste instrumentale werk is de monumentale scholastische contrapuntstudie op La Spagna, waarop hij 125 varianten schreef als cantus firmus. Hij toont praktisch alle mogelijkheden van contrapunttechniek van zijn tijd, met behulp van canons (zelfs triple canon), imitaties, contrapunt, alle stijlen van instrumentale en vocale compositietechniek.
naar boven
Adriaan Willaert (~1490 – 1562)
Adriaan Willaert was een innovatief Vlaams componist, dirigent, muziekleraar en kapelmeester. Hij kreeg een muziekopleiding bij Jean Mouton, die zelf een volgeling van Josquin Desprez was. Hij trok rond 1515 naar Italië, zoals andere meesters uit de Lage Landen in die periode deden. Hij trok eerst naar Rome en daarna naar Ferrara. In 1527 werd hij benoemd tot kapelmeester van de San Marco-basiliek in Venetië, wat hij zou blijven tot aan zijn dood in 1562. Hij leidde er de befaamde Venetiaanse componistenschool, de 'Venetiaanse school', waartoe ook de Gabrieli's en later Monteverdi gerekend worden en die de vroege Barokmuziek sterk beïnvloedde. Adriaan Willaert bracht vernieuwing in de muzikale tradities met stukken voor dubbel koor en twee orgels. Vooral de introductie van de dubbelkorigheid bezorgde hem naam en faam. Zijn werk typeert zich door de versmelting van Vlaamse en Italiaanse polyfonie. Hij was één van de veelzijdigste componisten uit de Renaissance en vanuit zijn positie in Venetië had hij een grote muzikale invloed in Europa. Van Willaert zijn veel werken bekend, vooral geestelijke (150 motetten, vespers, hymnen en psalmen, acht missen) en daarnaast ook ongeveer 60 Franse chansons, 70 Italiaanse madrigalen en instrumentale composities.
naar boven
John Tavener (~1490 – 1545)
John Taverner was een Engelse componist tijdens de overgang van de middeleeuwse muziek naar de renaissance. Taverner heeft een reputatie als een overtuigd protestant, omdat hij onder het bewind van Hendrik VIII voor Thomas Cromwell werkte. Nadat hij in 1530 zijn post in Oxford als koordirigent neerlegde, is over de volgende periode in zijn leven niets bekend. Men weet wel dat hij in 1545 stierf en in Boston (Lincolnshire) begraven ligt. Zoals met vele componisten uit de Oude Muziek is een groot deel van Taverners werk naar alle waarschijnlijkheid verloren gegaan. Taverner wordt als een van de belangrijkste componisten van zijn generatie beschouwd. Hij borduurt voort op de middeleeuwse traditie en componeert in een weelderige polyfonie, zij het met minder kunstgrepen dan zijn voorganger William Cornysh, en met ruimte voor stilistisch experiment. Tot zijn werk behoren motetten, een Te Deum en zes missen, waaronder Missa Sancti Wilhelmi, Missa Gloria tibi Trinitas en The Western Wynde.
naar boven
Francesco de Layolle (1492 – ~1540)
Francesco de Layolle was een Italiaanse componist en organist van de renaissance. Hij was een van de eerste componisten die de Frans-Vlaamse en Italiaanse stijlen met elkaar mengden. Voordien werd de meeste polyfone kerkmuziek geschreven door componisten uit het noorden, en de Italianen richtten zich vooral op de lichtere seculiere vormen en enkele unieke Italiaanse vormen zoals de laude spirituale. In de vroege 16e eeuw begonnen de inheemse Italiaanse componisten zoals Layolle en later Costanzo Festa de noordelijke polyfone stijl met de Italiaanse harmonische en tonale idiomen te combineren, een mix die uiteindelijk resulteerde in de muzikale stijl van Palestrina en Lassus. Veel van de muziek van Layolle is verloren gegaan. Wat is overgebleven is meestal progressief in stijl, melodie en fijn gemaakt. Tenminste één van de madrigalen die hij schreef, Lasciar il velo, werd enorm populair in Europa.
naar boven
Nicolas Gombert (~1495 – ~1560
Nicolas Gombert was een Franco-Vlaamse componist. Hij verhief de polyfone stijl tot zijn hoogste staat van volmaaktheid. Zijn muziek is opmerkelijk door zijn gebruik van dissonantie ter wille van de uitdrukkingskracht, bijvoorbeeld ter expressie van smart in zijn zesstemmige motet op de dood van Josquin, Musae Jovis, onder meer met zijn botsende halve tonen. Zijn wereldlijke werken, meestal chansons, zijn weliswaar minder contrapuntisch complex uitgewerkt dan zijn motetten en missen, maar in elk geval meer dan de meeste wereldlijke werken van tijdgenoten. Het overgeleverde oeuvre bevat 10 missen, ongeveer 140 motetten, bijna 70 chansons, een Spaans canción, een madrigaal en een beperkt aantal instrumentale werken. Uit de ruime verspreiding van zijn muziek kan worden opgemaakt dat Gombert na de dood van Josquin Desprez een van de beroemdste Europese componisten was geworden. Zijn muziek werd een bron voor werken van andere componisten. Vormen zoals de canzona en het ricercare stammen rechtstreeks af van Gomberts vocale stijl en uiteindelijk groeiden ze uit tot de fuga toen de Barok zijn intrede had gedaan. Gomberts muziek vertegenwoordigt het uiterste wat in zuiver vocale muziek ooit werd bereikt op het gebied van contrapuntische complexiteit.
naar boven
Claudin de Sermisy (~1495 – 1562)
Claudin de Sermisy was een Franse zanger, componist en kapelmeester. Rond 1508 was Claudin de Sermisy als koorknaap actief in Parijs. In dat jaar wordt hij door de Franse koning Lodewijk XII toegevoegd aan de Chapelle Royal. Samen met diens opvolger, Frans I, vertrok hij in 1515 naar Italië. Vanaf 1530 was hij sous-maistre van het koor van de Sainte-Chapelle. In 1533 werd hij kanunnik en in 1547 kapelmeester. Bij Pierre Attaingnant verschenen drie bundels met motetten, elf missen en een Passie. Beroemd werd hij echter vooral door zijn ruim 160 chansons, die in talloze anthologieën verschenen. De teksten die de Sermisy koos, waren vaak al bekend en niemand heeft meer toonzettingen gemaakt op gedichten van Clément Marot als hij. Typische onderwerpen zijn onbeantwoorde liefde, het genot van de drank, naast epigrammatische en scabreuze teksten. In verscheidene van de liederen krijgt ook de vrouw of het meisje stem. Meestal zijn zijn chansons vierstemmig, maar vaak zijn er ook driestemmige - eerdere - versies in omloop.
naar boven