Aanvullende informatie Romantiek
Nationalisme in Rusland
1. Michail Glinka - Zhizn za Tsarya: Tot de negentiende eeuw was de wereldlijke muziek in Rusland in sterke mate in handen van geïmporteerde Italiaanse, Franse of Duitse componisten. Een componist die zowel de Europeanen als de Russen erkenden als authentiek inheems én een gelijke van zijn westerse tijdgenoten was Michail Glinka (1807-1857). Hij vestigde in 1836 zijn naam met de patriottische opera Een leven voor de tsaar. De recitatieven en melodieën ontlenen hier en daar elementen aan de Franse en Italiaanse opera, maar hebben toch een persoonlijk, Russisch karakter.
2. Michail Glinka - Ruslan i Lyudmila: In zijn tweede opera (1842) maakt Glinka regelmatig inventief gebruik van de hele-toonstoonladder, chromatiek, dissonanten en op volksliederen toegepaste variatietechnieken.
3. Alexander Dargomïzjski - Russalka: Dargomïzjski (18I3 - I869) zette het streven naar een toepasselijke toonzetting van Russische teksten voort in de opera Russalka uit 1856.
4. Alexander Dargomïzjski - The stone guest: De expressieve melodische declamatie van zijn meest succesvolle opera, naar Poesjkins versie van Don Giovanni, De stenen gast, maakte grote indruk op Modest Moessorgski.
5. Peter Tsjaikovski - Jevgeni Onegin (1879): Tsjaikovski schreef naast symfonieën veel muziek voor het theater: begeleidingsmuziek, balletten en opera's. Veel thema's ontwikkelen zich vanuit een kiemmotief dat wordt geïntroduceerd in de orkestrale prelude.
6. Peter Tsjaikovski - Pikovaya dama (Schoppenvrouw, 1890): Tsjaikovski evenaart de sprookjesachtige sfeer van Poesjkins gelijknamige verhaal. Hij laat de geest van het achttiende-eeuwse Rusland herleven door gebruik te maken van muzikale ideeën uit die tijd.
7. Mily Balakirev - Symphonische gedichten: Van het 'machtige hoopje' was Balakirev de meest professionele. Vaardig paste hij melodieën uit volkswijsjes toe in zijn symfonische gedichten en zijn pianofantasie Islamey uit 1869.
8. Mily Balakirev - Islamey: Zie 7.
9. Alexander Borodin - Tweede symfonie in b-mineur: Aanvankelijk geïnteresseerd in Mendelssohn, liet Borodin zich door Balakirev bekeren tot de Russische muziek en werd hij een vurig nationalist. Zijn belangrijkste werken zijn de Tweede symfonie in b-mineur (1876), het Tweede strijkkwartet in D-majeur (1885), een symfonische impressie V Sredney Azii (In Centraal-Azië, 1880) en de opera in vier akten Knyaz Igor (Prins Igor). Berodin citeerde zelden volksliederen, maar melodieën van zijn hand hebben veel folkloristische trekken. Uit zijn symfonieën en kwartetten spreekt het streven van de Russische nationalisten om in absolute muziek te wedijveren met buitenlandse componisten.
10. Alexander Borodin - Tweede strijkkwartet in D-majeur: Zie 9.
11. Alexander Borodin - V Sredney Azii: Zie 9.
12. Alexander Borodin - Knyaz Igor: Zie 9.
13. Modest Moessorgski - symfonische fantasie: Moessorgski was de grootste componist van het 'machtige hoopje'. Zijn muzikale scholing werd grotendeels door Balakirev ter hand genomen. Moessorgski's belangrijkste werken zijn: de symfonische fantasie (Nacht op de kale berg, 1867); de verzameling piano stukken Kartinski s vistavki (Schilderijententoonstelling, 1874, later georkestreerd door onder anderen RaveI); de liederencycli Bez solntsa (Zonder zon, 1874), Pesni i plyaski smerti (Liederen en dansen des doods, 1875) en Detskaya (De kinderkamer, 1872); en de opera Boris Godoenov. De opera Chovansjtsjina werd voltooid door Rimksi-Korsakov. Moessorgski's individualisme blijkt uit ieder aspect van zijn muziek. Zijn liederen behoren tot de beste van de negentiende eeuw.
14. Modest Moessorgski - Schilderijententoonstelling: Zie 13.
15. Modest Moessorgski - Bez solntsa: Zie 13.
16. Modest Moessorgski - Pesni i plyaski smerti: Zie 13.
17. Modest Moessorgski - Detskaya: Zie 13.
18. Modest Moessorgski - Boris Godoenov: Zie 13.
19. Modest Moessorgski - Chovansjtsjina: Zie 13.
20. Nikolai Rimski-Korsakov - Capriccio espagnol: Rimski-Korsakovs blijvende belangstelling voor nationale muziek bleek niet alleen uit zijn eigen melodiek en harmoniek en het veelvuldig gebruik van volksmelodieën in zijn composities, maar ook uit zijn publikaties en arrangementen van verzamelingen volksliederen. Als aanvulling op zijn vrij summiere vroege muziekonderricht onder Balakirev leerde hij zichzelf contrapunt. Rimski-Korsakov componeerde symfonieën, kamermuziek, koorwerken en liederen, maar zijn belangrijkste werken zijn zijn symfonische gedichten en zijn opera's. Uit Capriccio espagnol (1887) en de symfonische suite Sheherazade (1888) blijkt overduidelijk zijn enorme talent voor orkestratie. Rimski-Korsakov schreef vijftien opera's. De twee belangrijkste zijn Sadko uit 1897 en Zolotoy petushok (De gouden haan).
21. Nikolai Rimski-Korsakov - Sheherazade: Zie 20.
22. Nikolai Rimski-Korsakov - Sadko: Zie 20.
23. Nikolai Rimski-Korsakov - Zolotoy petushok: Zie 20.
24. Sergej Rachmaninov - Tweede pianoconcert: Rachmaninov, vermengt evenals Tsjaikovski nationale trekken met een laat-romantisch idioom. Zijn meest opmerkelijke werken, naast de talloze liederen en pianostukken die hij schreef, zijn het Tweede pianoconcert (1901), het Derde pianoconcert (1909) en het symfonische gedicht Ostrov mjertvich (Het dodeneiland, 1908).
25. Sergej Rachmaninov - Derde pianoconcert: Zie 24.
26. Sergej Rachmaninov - Ostrov mjertvich: Zie 24.
27. Alexander Skrjabin - Pianosonates: De koloristische harmoniek van Moessorgski bereikte een hoogtepunt in de muziek van Alexander Skrjabin (1872-1915). Van huis uit concertpianist begon Skrjabin met het schrijven van nocturnes, preludes, etudes en mazurka's à la Chopin. Beïnvloed door de chromatiek van Liszt en Wagner ontwikkelde hij een geheel eigen, complex harmonisch vocabulaire. Aan de hand van zijn tien pianosonates kan deze ontwikkeling stap voor stap worden gevolgd. Bij de laatste vijf, gecomponeerd in 1912-1913, wordt de toonsoort niet meer aangegeven en neigt de harmonische vaagheid hier en daar sterk naar atonaliteit. Traditionele tonaie structuren zijn vervangen door een systeem van akkoorden die zijn opgebouwd uit ongebruikelijke intervallen, vooral (chromatisch gealtereerde) kwarten. Traditionele formele geledingen lossen op in een stroom van vreemde, kleurrijke en bij tijd en wijle schitterende klanken. De twee meest karakteristieke werken van Skrjabin zijn de orkeststukken Poema Ekstaza (Gedicht der extase, 1908) en Prometheus (1910).
28. Alexander Skrjabin - Poema Ekstaza: Zie 27.
29. Alexander Skrjabin - Prometheus: Zie 27.