menu

Aanvullende informatie Romantiek 

Koormuziek  

1. Von Weber - Koormuziek: Het componeren van koorliederen was begonnen voor het eind van de achttiende eeuw. In de romantische periode kreeg het genre door de opkomst van nationale gevoelens en de groeiende belangstelling voor het volkslied een nieuwe impuls. Von Weber, Schubert, Mendelssohn, Schumann, Gounod en nagenoeg alle andere Europese componisten schreven koorliederen. Patriottisch, sentimenteel of feestelijk.

2. Schubert - Koormuziek: Zie 1.

3. Mendelssohn - Koormuziek: Zie 1.

4. Schumann - Koormuziek: Zie 1.

5. Gounod - Koormuziek: Zie 1.

6. Mendelssohn - Die erste Walpurgisnacht: Enkele cantates, zoals Mendelssohns Erste Walpurgisnacht (1832) en Schumanns Das Paradies und die Peri (1843) en Szenen aus dem 'Faust' (1844-1853) zijn van blijvende waarde gebleken. Meester op dit terrein was Johannes Brahms. Enkele van de mooiste koorwerken die ooit geschreven zijn - de Rhapsodie voor alt en mannenkoor (1870), het Schicksalslied (1871) en Nänie (1881) voor gemengd koor en het Gesang der Parzen, voor zesstemmig gemengd koor.

7. Schumann - Das Paradies und die Peri: Zie 6.

8. Schumann - Szenen aus Goethes Faust: Zie 6.

9. Brahms - Rhapsodie für Alt-solo, Männerchor und Orchester: Zie 6.

10. Brahms - Schicksalslied: Zie 6.

11. Brahms - Nänie: Zie 6.

12. Brahms - Gesang der Parzen: Zie 6.

13. Cherubini - Missen: In het begin van de eeuw kwam de beste katholieke kerkmuziek van Luigi Cherubini in Parijs en Franz Schubert in Wenen. Schuberts missen in A-majeur en E-majeur behoren tot de fraaiste van de negentiende eeuw.

14. Schubert - Mis in A-majeur: Zie 13.

15. Schubert - Mis in E-majeur: Zie 13.

16. Mendelssohn - Psalmen: Aan protestantse en anglicaanse zijde verdienen de psalmen van Mendelssohn en de anthems van Samuel Sebastian Wesley (1810-1876) vermelding.

17. Wesley - Anthems: Zie 16.

18. Bortniansky - Kerkmuziek: In Rusland was Dmitri Bortniansky (1751-1825) de eerste van een lange reeks negentiende-eeuwse componisten die een nieuwe stijl in de kerkmuziek ontwikkelden.

19. Charles Gounod - Sint Cecilia: De missen en andere kerkmuziek van Charles Gounod (1818-1893) werden in zijn tijd zeer gewaardeerd. Gounods bekendste mis, Sint Cecilia (1855), is op liturgische gronden afgekeurd, omdat in het laatste deel woorden zijn toegevoegd die officieel niet bij de gezongen tekst horen.

20. Hector Berlioz - Grande Messe des Morts: In de Grande Messe des Morts (of Requiem) en het Te Deum toont Hector Berlioz (I803-I869) zich een meester. Zijn werken staan niet in een kerkelijke traditie, maar in een wereldse en patriottische; hun voorgangers zijn de grote muziekfestijnen van de Franse Revolutie. Het Requiem werd voor het eerst in I837 uitgevoerd, het Te Deum in I855. Beide werken zijn niet alleen groots in lengte en bezetting, maar ook wat betreft hun algehele opzet en hun technische virtuositeit. Het Te Deum is minder overladen met in het oog springende orkestrale experimenten dan het Requiem, maar het heeft een meer gerijpte stijl. Het slotnummer (Judex crederis) is ongetwijfeld een van de meest aangrijpende delen die ooit voor koor en orkest zijn geschreven.

21. Hector Berlioz - Te Deum: Zie 20.

22. Liszt - Missa solemnis: In tegenstelling tot Berlioz probeerde Frans Liszt (1811-1886) een stijl te ontwikkelen die zich wel leende voor liturgisch gebruik. Voorbeelden hiervan zijn Missa solemnis (1855) voor de inwijding van de kathedraal van het Hongaarse Gran en de Ungarische Krönungsmesse voor de kroning van de Oostenrijkse keizer Franz Joseph tot koning van Hongarije in I867.

23. Liszt - Ungarische Krönungsmesse: Zie 22.

24. Liszt - Psalm 13: Liszt stond voor de kerkmuziek een romantisch ideaal voor ogen vol tegenstrijdigheden. Hij benaderde zijn ideaal nog het meest in een aantal korte stukken, zoals zijn toonzetting uit 1855 van Psalm 13 voor tenor, koor en orkest en (heel anders, met veel passages vol 'experimentele' harmonie) in de Via Crucis (1879), een omvangrijk werk voor solisten, koor en orgel of piano.

25. Liszt - Via Crucis: Zie 24.

26. Rossini - Stabat Mater: Twee Italiaanse componisten, Gioacchino Rossini (1792-1868) en Giuseppe Verdi (1813-1901), leverden belangrijke bijdragen aan de negentiende-eeuwse kerkmuziek. Rossini's Stabat Mater is een serieuze, doorwrochte compositie, en bevat naast aria's in operatrant enkele uitstekende koorpassages (in het bijzonder aan het begin en aan het eind). De stijl van de aria's werd noch door de componist noch door zijn publiek als oneerbiedig of ongepast beschouwd. Zijn Petite Messe is een ander fraai voorbeeld van negentiende-eeuwse kerkmuziek.

27. Rossini - Petite Messe: Zie 27.

28. Verdi - Requiem: Verdi componeerde zijn Requiem (1874) ter nagedachtenis van Alessandro Manzoni (1785-1873), schrijver van I promessi sposi, de beroemdste Italiaanse roman van de negentiende eeuw. Het Requiem is een immens werk, zeer ontroerend, levendig en dramatisch.

29. Bruckner - Mis in d-mineur: Anton Bruckner (1824-1896) wist als geen ander vóór hem de spiritualiteit en de techniek van de negentiende-eeuwse symfonie te laten versmelten met een eerbiedige en liturgische benadering van de heilige teksten. De Mis in d-mineur componeerde hij in 1864, die in f-mineur (de grootste van de twee) in 1867. Een uniek werk met een perfecte synthese van zestiende-eeuws contrapunt en negentiende-eeuwse harmoniek is de korte Mis in e-mineur (1866) voor achtstemmig koor en vijftien blazers.

30. Bruckner - Mis in f-mineur: Zie 29.

31. Bruckner - Mis in e-mineur: Zie 29.

32. Bruckner - Graduale Os justi: Uit een aantal van Bruckners motetten blijkt de invloed van het Cecilianisme, bij voor­beeld in de strikt modale Graduale Os justi (1879) voor onbegeleid koor. De laatste kerkelijke composities van Bruckner waren het Te Deum in C-majeur (1884) en een zetting van psalm 150 (1892), beide voor solisten, koor, orgel en orkest.

33. Bruckner - Te Deum in C-majeur: Zie 32.

34. Bruckner - Psalm 150: Zie 32.

35. Diepenbrock - Missa voor tenorsoio, mannenkoor en orgel: De belangrijkste religieuze composities van Alphons Diepenbrock zijn diens Missa voor tenorsoio, mannenkoor en orgel (1896) en een Te Deum voor vier solisten, twee gemengde koren en orkest. Ook schreef hij diverse werken voor a cappella-koren.

36. Diepenbrock - Te Deum voor vier solisten, twee gemengde koren en orkest: Zie 35.

37. Diepenbrock - a cappella-koorwerken: Zie 35.

38. Spohr - Das jüngste Gericht: Het romantische oratorium bloeide vooral in de protestantse landen Engeland en Duitsland. Het oratorium kan worden gedefinieerd als een drama, meestal met een bijbels of een ander religieus onderwerp. Omdat de beperkingen die het theater oplegt ontbreken heeft het een epische en contemplatieve grandeur die in een opera niet mogelijk zou zijn. Een oratorium heeft hogere aspiraties en bedient zich van thema's zoals Das jüngste Gericht van Ludwig Spohr (1784-1859), Chris­tus van Liszt (1856), de Beatitudes (Zaligsprekingen, 1879) van César Franck (1822-1890). Gounod com­poneerde in deze sfeer La Rédemption (De verlossing, 1882) en Mors et vita (Dood en leven, 1885). De twee populaire oratoria die Mendelssohn schreef, Paulus (1836) en Elijah (1846) en Liszts Die Legende der heiligen Elisabeth (1857-1862), hebben een veel dra­matischer en beeldender karakter. Berlioz neemt een apar­te plaats in met zijn Enfance du Christ (De jeugd van Christus). Dit oratori­um uit 1854 is eerder bekoorlijk en pittoresk dan kerkelijk.

39. Liszt - Christus: zie 38.

40. Franck - Beatitudes: zie 38.

41. Gounod - La Rédemption: zie 38.

42. Gounod - Mors et vita: zie 38.

43. Mendelssohn - Paulus: zie 38.

44. Mendelssohn - Elijah: zie 38.

45. Liszt - Die Legende der heiligen Elisabeth: zie 38.

46. Berlioz - Enfance du Christ: zie 38.

47. Brahms - Deutsches Requiem: Brahms' Deutsches Requiem (1868), voor sopraan, bariton, koor en orkest, heeft als tekst niet de liturgische woorden van de Latijnse requiemmis, maar Duitse bijbelpassages met een meditatief en troostrijk karakter, die de componist zelf had uitgekozen. De muziek van Brahms getuigt van een diepe begaanheid met de sterfelijkheid van de mens en diens hoop op een beter leven na de dood.