menu

Aanvullende informatie Romantiek 

Pianomuziek  

1. Von Weber - Sonates: Het oeuvre voor piano van Carl Maria von Weber (1786-1826) omvat onder andere vier sonates, twee concerten en het vrij bekende Concertstück in f-mineur voor piano en orkest (1821). Daarnaast componeerde Weber veel kortere stukken, zoals Aufforderung zum Tanz uit 1819. De stijl van Weber is ritmisch, beeldend, contrastrijk en technisch briljant, maar tamelijk oppervlakkig.

2. Von Weber - Concerten: Zie 1.

3. Von Weber - Concertstück in f-mineur voor piano en orkest: Zie 1.

4. Von Weber - Aufforderung zum Tanz: Zie 1.

5. Dussek - Pianosonates: In Bohemen bloeide in de vroege negentiende eeuw een markante school van pianisten en componisten. Jan Ladislav Dussek was in heel Europa bekend, vooral om zijn sonates, waarvan sommige passages opmerkelijke voorbeelden van vroeg-romantische harmoniek bevatten.

6. Dussek - Grande Sonate (Les Adieux): Zie 5.

7. Tomásek - Eclogues: Jan Václav Tomásek (1774-1850) en zijn leerling Jan Hugo Vorísek (1791-1825) schreven korte lyrische pianostukken met titels als 'eclogue', 'rhapsodie' of 'impromptu'.

8. Tomásek - Rhapsodies: Zie 7.

9. Vorísek - Rhapsodies: Zie 7.

10. Vorísek - Impromptus: Zie 7.

11. Vorísek - Pianosonate opus 20: Vorísek was vooral opmerkelijk vanwege zijn Pianosonate opus 20 en een fraaie Symfonie in D-majeur (1821). Zijn muziek oefende een aanzienlijke invloed uit op Schubert.

12. Vorísek - Symfonie in D-majeur: Zie 11.

13. Schubert - impromptus: Naast talloze marsen, walsen en andere dansen schreef Schubert veertien korte stukken voor piano: zes Moments musicaux en acht Impromptus. Zijn belangrijkste werken voor de piano zijn de elf complete Sonates, de Fantasie in C-majeur (1822) naar een thema uit zijn lied Der Wanderer, zijn vele duetten, in het bijzonder het Grand Duo, de Fantasie in f-mineur, en het Rondo in A-majeur.

14. Schubert - Moment musicaux: Zie 13.

15. Schubert - Sonates: Zie 13.

16. Schubert - Fantasie in C-majeur: Zie 13.

17. Schubert - Grand Duo: Zie 13.

18. Schubert - Fantasie in f-mineur: Zie 13.

19. Schubert - Rondo in A-majeur: Zie 13.

20. Mendelssohn - Concert in g-mineur: Mendelssohn (1809-1847) was zelf een virtuoos pianist. Zijn pianomuziek vereist een vloeiende techniek, maar over het geheel genomen is zijn stijl elegant en gevoelig, zonder agressie en bravoure. Tot zijn grotere pianowerken behoren twee concerten (waarvan dat in g-mineur (1831) onder pianisten lange tijd zeer populair was), drie sonates, preludes en fuga's, variaties en fantasieën. Uit de preludes en fuga's blijkt Mendelssohns belangstelling voor de muziek van J.S. Bach.

21. Mendelssohn - Sonates: Zie 20.

22. Mendelssohn - Preludes: Zie 20.

23. Mendelssohn - Fuga's: Zie 20.

24. Mendelssohn - Variaties: Zie 20.

25. Mendelssohn - Fantasieën: Zie 20.

26. Mendelssohn - Variations sérieuses in d-mineur: Mendelssohns beste grote pianowerk is de Variations sérieuses in d-mineur opus 54 (1831).

27. Mendelssohn - Andante und Rondo Capriccioso: Het bekende Andante und Rondo Capriccioso opus 14 schreef hij waarschijnlijk op zijn vijftiende. In de scherzo-achtige delen heeft het een feeërieke lichtvoetigheid en helderheid.

28. Mendelssohn - Capriccio in fis-mineur: Het Capriccio in fis-mineur opus 5 (1825) heeft dezelfde teneur, maar is sprankelender.

29. Mendelssohn - Lieder ohne Worte: Mendelssohns populairste pianowerken waren de Lieder ohne Worte; achtenveertig korte stukken in zeven boeken die hij met tussenpozen liet verschijnen. Hier vinden we, naast enkele melodieën die nu wat flets en sentimenteel overkomen, Mendelssohn op zijn best in een groot aantal voortreffelijke voorbeelden van het romantische korte pianostuk: het Gondellied in a-mineur, het prachtige kleine Presto in C-majeur (opus 67, nummer 4), het Duetto in As-majeur (opus 38, nummer 6), of de teder melancholieke melodie in b-mineur van opus 67, nummer 5.

30. Mendelssohn - Gondellied in a-mineur: Zie 29.

31. Mendelssohn - Presto in C-majeur: Zie 29.

32. Mendelssohn - Duetto in As-majeur: Zie 29.

33. Mendelssohn - Melodie in b-mineur: Zie 29.

34. Mendelssohn - Preludes voor orgel: Mendelssohns drie preludes en fuga's en zes sonates voor orgel behoren tot de zeldzame romantische bijdragen aan de literatuur voor dat instrument. Opmerkelijke aspecten van deze sonates zijn de vaak fugatische schrijfwijze en het gebruik van lutherse koraalmelodieën, met name in het eerste deel van de derde sonate en de eerste twee delen van de zesde.

35. Mendelssohn - Fuga's voor orgel: Zie 34.

36. Mendelssohn - Sonates voor orgel: Zie 34.

37. Schumann - Fantasie in C-majeur: Tot 1840 (de opusnummers 1-23) componeerde Schumann alleen voor piano. In die periode ontstonden zijn belangrijkste werken voor dit instrument, met uitzondering van zijn enige pianoconcert, dat in 1845 verscheen. Dit concert, de Fantasie in C-majeur opus 17 (1836) en de verzameling variaties onder de titel Etudes symphoniques zijn zijn voornaamste langere werken voor piano. Daarnaast schreef hij verscheidene andere variatiereeksen en drie sonates. Zijn piano-oeuvre bestaat verder uit korte stukken, die hij meestal samenbracht in losjes geordende cycli met titels als Papillons, Carnaval, Fantasiestücke, Kinderszenen, Kreisleriana, Noveletten, Nachtstücke of Faschingsschwank aus Wien (Weense carnavalsgrap). In het Album für die Jugend, dat in 1848 verscheen, bundelde hij een aantal aantrekkelijke korte stukjes voor kinderen. Zijn muziek belichaamt veel meer dan die van enig ander componist de diepten, tegenstellingen en spanningen van de romantische geest. Vooral in de muziek die Schumann na 1842 componeerde blijkt hoezeer hij zich liet beïnvloeden door het werk van Bach. Voortdurend bestudeerde hij de muziek van Beethoven en Bach en adviseerde hij andere componisten hetzelfde te doen.

38. Schumann - Etudes symphoniques: Zie 37.

39. Schumann - Variaties: Zie 37.

40. Schumann - Sonates: Zie 37.

41. Schumann - Papillons: Zie 37.

42. Schumann - Carnaval: Zie 37.

43. Schumann - Fantasiestücke: Zie 37.

44. Schumann - Kinderszenen: Zie 37.

45. Schumann - Kreisleriana: Zie 37.

46. Schumann - Noveletten: Zie 37.

47. Schumann - Nachtstücke: Zie 37.

48. Schumann - Faschingsschwank aus Wien: Zie 37.

49. Schumann - Album für die Jugend: Zie 37.

50. Chopin - Overzicht van al zijn werken: Frédéric Chopin (1810- 1849) schreef vrijwel uitsluitend voor de piano. Zijn belangrijkste werken zijn: twee concerten en een aantal andere grote composities voor piano en orkest, drie sonates, zevenentwintig etudes, vier scherzo's, vier ballades, vierentwintig preludes, drie impromptu's, twintig nocturnes, een groot aantal walsen, mazurka's en polonaises (waaronder in As groot, opus 53 en fis klein, opus 44), een barcarolle in Fis-majeur en een berceuse in Des-majeur, en een fantasie in f-mineur.

Hoewel Chopin vanaf 1831 in Parijs woonde, bleef hij Polen een warm hart toedragen en bekommerde hij zich om de tragische lotgevallen van zijn vaderland. Zijn mazurka's, doortrokken van de ritmen, harmonieën, vormen en melodische aspecten van de Poolse volksmuziek, behoren tot de eerste en beste voorbeelden van door nationale idiomen geïnspireerde muziek.

De meeste composities van Chopin hebben een introspectief karakter. Ze suggereren improvisatie, al is de vorm duidelijk omlijnd. De nocturnes, impromptu's en preludes zijn Chopins meest intieme werken.

51. Chopin - Pianoconcerten: De twee pianoconcerten in e-mineur (opus 11) en f-mineur (opus 21) zijn betrekkelijk vroeg geschreven (respectievelijk in 1830 en 1829). Ze bevatten prachtige pianistische passages, met name in de langzame delen, maar het geheel wekt toch eerder de indruk van een piano solo met orkestbegeleiding dan van een gelijkwaardig samenspel.

52. Chopin - Sonates: De sonates in bes-mineur (opus 35) en b-mineur (opus 58) zijn sonates in de romantische zin van het woord: onconventioneel in formeel opzicht, met stilistisch zeer uiteenlopende delen, en toch dramatisch en ontroerend.

53. Chopin - Etudes: De etudes van Chopin (twaalf in zowel opus 10 als opus 25 en drie zonder opus nummer) zijn mijlpalen in de geschiedenis van de pianomuziek. Die van Chopin waren de eerste die het praktische doel op een geslaagde manier verenigden met een belangwekkende artistieke inhoud.

54. Chopin - Scherzo's: In de ballades en scherzo's zijn de fundamentele trekken van Chopins stijl overvloedig aanwezig. In de werken in deze vorm (in het bijzonder Opus 23 in g-mineur en Opus 52 in f-mineur) wist hij de bekoring en het vuur van de verhalende ballades van de grote negentiende-eeuwse Poolse dichter Adam Mickiewicz (1798-1855) te vangen. De belangrijkste scherzo's zijn die in b-mineur (opus 20) en cis-mineur (opus 39). Chopins breed uitgesponnen scherzo's zijn serieuze, energieke en hartstochtelijke werken. Evenals de ballades hebben de scherzo's een grillige vorm, die heel natuurlijk voortvloeit uit de muzikale idee.

55. Chopin - Ballades: Zie 54.

56. Chopin - Preludes: Chopin schreef zijn preludes in een periode waarin hij zich onderdompelde in de muziek van Bach. Evenals de preludes in het Wohltemperierte Klavier doorlopen deze korte, helder getekende stemmingsbeelden alle vierentwintig toonsoorten. In vele preludes hoort men duidelijk de rijke chromatische harmonieën en de modulaties die latere componisten zouden beïnvloeden, misschien nog het opvallendst in de nummers 2, 4 en 8 en de middelste delen van 14 en 24.

57. Chopin - Impromtu's: Zie 50.

58. Chopin - Nocturnes: Zie 50.

59. Chopin - Walsen: Zie 50.

60. Chopin - Mazurka's: Zie 50.

61. Chopin - Polonaises: Zie 50.

62. Chopin - Barcarolle: Zie 63.

63. Chopin - Berceuse: De Berceuse (opus 57) lijkt op een nocturne, terwijl in de Barcarolle (opus 60) lyrische thema's met flamboyante ornamentatie worden uitgewerkt in een breed opgezette vorm.

64. Chopin - Fantasie: Even grootschalig, maar inhoudelijk nog meer gevarieerd, is de grote Fantasie in f-mineur (opus 49). De Polonaise-Fantasie (opus 61), Chopins laatste grote werk, heeft een nog vrijere vorm.

65. Franz Liszt - Diverse pianowerken: Liszts kosmopolitische carrière vond zijn neerslag in het eclecticisme van zijn muziek (het combineren van verschillende kunststromingen tot een aantrekkelijk geheel). Uiteenlopende factoren droegen bij tot de vorming van zijn stijl. Op de eerste plaats was daar zijn Hongaarse erfgoed, maar ook in zijn vurige, dynamische en impulsieve temperament. Op deze ondergrond kwamen zijn eerste scholing in Wenen en de grote invloed van de Parijse literaire romantiek en het daar gekoesterde ideaal van programmatische muziek, zoals dat door Berlioz werd voorgestaan. Zijn pianostijl was gebaseerd op die van Chopin. Liszt nam zijn repertoire aan pianistische effecten over en voegde er zelf nieuwe aan toe. De lyrische melodiek, het rubato en de harmonische vernieuwingen van Chopin werden door Liszt verder uitgebreid. Met name een aantal latere werken bevat opvallend vooruitstrevende akkoorden en modulaties. In Parijs raakte Liszt in de ban van een de Italiaanse violist Niccolo Paganini (1782-1840). Gestimuleerd door Paganini's fabelachtige virtuositeit, nam hij zich voor dezelfde wonderen op de piano te verrichten. Zowel in zijn spel als in zijn composities ontwikkelde Liszt de pianotechniek tot de grenzen van het mogelijke. Een aanzienlijk deel van Liszts pianomuziek bestaat uit transcripties of bewerkingen, fantasieën op aria's uit opera's, liederen van Schubert, symfonieën van Berlioz en Beethoven, orgelfuga's van Bach, fragmenten van muziekdrama's van Wagner en dergelijke.

66. Liszt - Rapsodieën: Een tweede categorie van Liszts pianowerken omvat composities waarin vrij gebruik wordt gemaakt van nationale melodieën; een prominente plaats wordt hierbij ingenomen door de negentien Hongaarse rapsodieën.

67. Liszt - Pianoconcerten: Liszt schreef twee pianoconcerten (in Es-majeur [De vier delen worden met elkaar verbonden door gemeenschappelijke thema's, die in elk deel transformaties ondergaan. Daarmee is het concert een van de meest consequente toepassingen van Liszts techniek van thematische transformatie] en A-majeur), een Hongaarse fantasie (een uitwerking van de veertiende rapsodie), en de Totentanz, een parafrase op het kerkgezang Dies irae.

68. Liszt - Hongaarse Fantasie: Zie 67.

69. Liszt - Totentanz: Zie 67.

70. Liszt - Etudes: Tot zijn etudes voor piano behoren de twaalf formidabele Etudes d'exécution transcendante. Twee andere verzamelingen etudes zijn zes transcripties van de capriccio's voor viool van Paganini (waaronder La campanella), en drie Etudes de concert (1848).

71. Liszt - Années de pèlerinage: De rijkdom van Liszts poëtische verbeelding blijkt uit veel van zijn korte, afzonderlijk gepubliceerde pianostukken en uit diverse verzamelingen klankgedichten. De belangrijkste daarvan zijn Années de pèlerinage, Consolations (1850) en Harmonies poétiques et religieuses (1852). Deze verzamelingen, die enkele van zijn beste werken bevatten, loochenen het overbekende beeld van Liszt als bravourecomponist.

72. Liszt - Consolations: Zie 71.

73. Liszt - Harmonies poétiques et religieuses: Zie 71.

74. Liszt - Sonate in b-mineur: Een belangrijk groot werk - in feite een van de belangrijkste pianocomposities van de negentiende eeuw - is de Sonate in b-mineur (1853). In één lang deel, waarvan de diverse secties overeenkomen met de delen van een klassieke sonate, worden vier verschillende thema's getransformeerd en gecombineerd in een schijnbaar vrije, rapsodische rangschikking, die zich echter uitstekend leent voor het thematische materiaal en de intenties van de componist. De sonate vormt als geheel een geslaagde toepassing van het principe van cyclische ontwikkeling, dat zo karakteristiek is voor het symfonische gedicht.

75. Liszt - Nuages gris: In sommige van zijn latere werken experimenteerde Liszt met harmonieën die op een verrassende wijze vooruitlopen op laat-negentiende- en twintigste-eeuwse ontwikkelingen. Hij was een van de eerste componisten die veel gebruik maakte van de overmatige drieklank (zoals in zijn Faustsymfonie). Ook in de Sonate in b-mineur en het in 1881 gecomponeerde Nuages gris neemt deze drieklank een prominente plaats in.

76. Liszt - werken voor orgel: Liszt schreef een stuk of twaalf werken voor orgel, waaronder diverse bewerkingen van onder andere Mozart, Bach, Lasso, Chopin en Wagner. De twee belangrijkste orgelcomposities zijn de grote Fantasie en Fuga (1850) en een Prelude en Fuga op de naam van Bach - dat wil zeggen, op een thema beginnend met het chromatische motief B (Duits voor Bes), A, C, H (Duits voor B).

77. Johannes Brahms - Piano Concerten: De pianostijl van Brahms heeft noch de elegantie van Chopin, noch de schittering en retoriek van Liszt. Zijn voorbeelden waren Schumann en Beethoven. Voor piano schreef hij twee concerten, drie sonates, een aantal variatiereeksen en zo'n vijfendertig kortere stukken met titels als ballade, rapsodie, capriccio of intermezzo. De concerten, de Sonate in f-mineur (1853), de Variaties en fuga op een thema van Händel (1861) en de moeilijke etude-achtige Variaties op een thema van Paganini (1863) zijn de belangrijkste grote pianowerken.

78. Brahms - Sonates: Zie 77.

79. Brahms - Variatie reeksen: Zie 77.

80. Brahms - Korte stukken: Zie 77.

81. Brahms - koorpreludes voor orgel: Een directe schakel met het verleden vormen zijn elf koorpreludes voor orgel, die hij in de laatste jaren van zijn leven schreef, de mooiste composities in dit genre sinds Bach.

82. Moessorgski - Schilderijententoonstelling: Van de pianomuziek die ten tijde van Brahms werd gecomponeerd mogen Moessorgski's Schilderijententoonstelling (1874), Balakirevs Islamey en Sonate in bes-mineur, en drie werken van de Belg César Franck - een Prelude, Koraal en Fuga (1884), een Prelude, Aria en Finale (1887) en de Variations Symphoniques voor piano en orkest (1885) niet onvermeld blijven. Voor orgel schreef hij diverse bundels korte stukken en drie sonates met de titel Trois chorals pour grand orgue (1890).

83. Balakirev - Islamey: Zie 82.

84. Balakirev - Sonate in bes-mineur: Zie 82.

85. César Franck - werken voor piano: Zie 82.

86. César Franck - werken voor orgel: Zie 82.