Componisten geboren tussen 1800 en 1899
Leos Janácek (1854 – 1928)
Leos Janácek was een Tsjechische componist en muziekpedagoog. Als derde grote Tsjechische componist, na Dvorák en Smetana, liet ook hij zich door de volksmuziek van zijn land inspireren. Zijn meest bekende werken schreef hij op latere leeftijd. Janácek studeerde in Praag, Wenen en Leipzig. In 1881 stichtte hij in Brno, zijn geboortestreek, een orgelschool die later als conservatorium werd voortgezet. Daar doceerde hij compositie. In de laatste twaalf jaar van zijn leven schreef Janácek een groot aantal werken, die gekenmerkt worden door frisheid, inventiviteit en energie, en sterke invloeden van de Slavische volksmuziek vertonen. Beroemd zijn de opera’s Jenufa (1904), Katja Kabanová (1921) en Het sluwe vosje (1924). Karakteristiek is de wijze waarop hij zijn melodieën synchroon laat lopen met het ritme en de intonatie van het Tsjechisch. Van zijn orkestwerken is Sinfonietta (1926) het bekendste: het is een door Slavische volksmuziek geïnspireerd stuk dat begint en eindigt met een opmerkelijke fanfare. Daarnaast zijn er de Lachische Dansen en de rapsodie Taras Bulba. Van zijn kamermuziek verdienen zijn cyclus Op een overwoekerd pad voor piano, de liederencyclus Dagboek van een verdwenene, zijn strijkkwartetten Kreuzersonate en Intieme Brieven en Concertino voor piano en twee violen, klarinet, fagot en hoorn, vermelding.
Romantiek / Het einde van een tijdperk / Nationalisme / Tsjechië
naar boven