Schönberg en zijn leerlingen
De Twaalftoonstechniek
Na zes jaar waarin niets van zijn hand was verschenen formuleerde Arnold Schönberg eind 1922 een methode van Komposition mit zwölf nur aufeinander bezogenen Tönen. De theoretische essentie van deze twaalftoonsmethode of dodecafonie luidt als volgt: elke compositie is gebaseerd op een reeks, een bepaald patroon van intervallen waarbij alle twaalf tonen van het octaaf worden gebruikt in een door de componist bepaalde volgorde. De tonen van de reeks worden ofwel na elkaar (melodisch) gebruikt, ofwel gelijktijdig (harmonisch of contrapuntisch). De reeks mag ook in omkering, kreeftegang, kreeftomkering en transposities van de vier vormen worden toegepast.
In 1931-1932 componeerde Schönberg de eerste twee akten voor wat een opera in drie akten moest worden, Moses und Aron. Hij schreef het libretto zelf.
De meeste werken die Schönberg schreef nadat hij in 1933 naar de Verenigde Staten was geëmigreerd zijn ook volgens de twaalftoonsmethode gecomponeerd. Daarnaast grijpt hij in enkele werken terug naar de tonaliteit waardoor een synthese tot stand wordt gebracht.
Muziekvoorbeelden op YouTube
Achtergrondinformatie bij onderstaande muziekvoorbeelden
- Arnold Schönberg - Vijf pianostukken, opus 23
- Arnold Schönberg - Serenade, opus 24
- Arnold Schönberg - Pianosuite, opus 25
- Arnold Schönberg - Blaaskwintet, opus 26
- Arnold Schönberg - Derde strijkkwartet
- Arnold Schönberg - Variaties voor orkest
- Arnold Schönberg - Moses und Aron (Opera)
- Arnold Schönberg - Vioolconcert
- Arnold Schönberg - Vierde strijkkwartet
- Arnold Schönberg - Suite im alten Stile für Streichorchester
- Arnold Schönberg - Ode an Napoleon Buonaparte
- Arnold Schönberg – Pianoconcert
- Arnold Schönberg - Strijktrio
- Arnold Schönberg - Fantasie voor viool en piano
terug naar vorige pagina
naar boven