menu

Nieuwsbrief Muzikale Verhalen (57) 

April 2024  

Beste lezer,

In het maartnummer schreef ik: 'Op de laatste dag van januari gaven Ephraïm (cello) en ik (piano) een concert in Emmen. Dit werd voorafgegaan door een biologische drie-gangen maaltijd samen met het publiek. Vanzelfsprekend werd aan onze tafel over muziek gesproken. Een tafelgenoot vroeg of wij ook Monteverdi op het programma hadden. Hij vertelde dat hij een groot liefhebber was van de madrigalen van deze componist. Wij moesten hem teleurstellen...' Ephraïm reageerde met de opmerking dat dirigent Krijn Koetsveld met groot succes alle madrigalen van Monteverdi heeft opgenomen. Stof genoeg voor een special over Monteverdi!

Ik wens u veel lees- en luisterplezier!

Imke Jelle van Dam


Inhoudsoverzicht


Info bekostiging maandelijkse nieuwsbrief

Mocht u iemand kennen die mogelijk ook interesse heeft in deze nieuwsbrief, dan wordt het op prijs gesteld als u deze met begeleidend schrijven doorstuurt. Men kan zich dan zelf kosteloos abonneren (info).


Concertagenda

Antrovista actualiseert (bijna) dagelijks de concertagenda.

Overzicht concerten en muziekcursussen

naar boven

Claudio Monteverdi (1567 – 1643)

Claudio Monteverdi was een Italiaans componist die zijn carrière begon als violist, zanger en dirigent aan het hof van de hertog van Mantua. In deze periode (1590 – 1605) kwamen zijn eerste madrigalen tot stand, voor die tijd progressieve liederen. Ondanks dat deze madrigalen niet door iedereen in dank werden afgenomen vestigde zich de faam van de componist. Zijn muziek bleek vernieuwend en gedurfd. Boekenvol componeerde Monteverdi met deze wereldlijke liederen waarvan de teksten spraken over verloren liefdes, het eenzame hart, herders, sport en spel, oorlog en vrede. De madrigalen, één- of meerstemmig, wel of niet met begeleiding, zouden de voorbode worden van Monteverdi’s opera Orfeo uit 1607. Dit werk wordt beschouwd als de eerste volwassen opera, waarmee tevens de canon van de Westerse opera begint. De madrigaal is een typisch Italiaanse liedvorm. De tegenhanger van de madrigaal is het motet dat religieuze teksten bevat.

Dat Monteverdi in zijn tijd een beroemd musicus was bleek uit het feit dat hij in 1613 aangesteld werd als cantor van de San Marco te Venetië. Ook in zijn Venetiaanse tijd bleef hij madrigalen componeren. Nieuwe effecten als tremolo en pizzicato deden hun intrede om bijvoorbeeld hartstocht of vechtlust mee uit te drukken, terwijl de gebruikte harmonieën gedurfder werden. De teksten werden meer en meer radicaler, soms vol erotiek en dubbelzinnigheid. Vaak gebruikte hij amoureuze teksten van de dichter, prozaschrijver en humanist Petrarca (1304 – 1374).

Madrigaal is ontstaan in het noorden van Italië. Het is van oorsprong een vocale (a-capella) meerstemmige compositie (één- tot zesstemmig) met een wereldlijke tekst. Het woord is afgeleid van madricale (= moedertaal)

Claudio Monteverdi markeert de overgang van de renaissance naar de barokmuziek. De door Monteverdi geschreven opera's, waaronder L'Orfeo, worden algemeen erkend als de onmiskenbare hoogtepunten, waarmee de canon van de Westerse opera begint. Naast madrigalen en opera's schreef Monteverdi kerkmuziek. Monteverdi had een blijvend effect op de orkestpraktijk met bijvoorbeeld de introductie van tremolo en pizzicato. Ook het inbrengen van een operaorkest in de godsdienstige muziekpraktijk was nieuw.

naar boven

Wat is een madrigaal?

Een madrigaal is een kort meerstemmig lied, al dan niet met begeleiding, uit de Renaissance en Barok, vaak op basis van een gedicht. Een kenmerk van het madrigaal is de expressieve omgang met de tekst: de muziek probeert de tekst zo goed mogelijk tot uitdrukking te brengen. In Florence, in die tijd het culturele centrum van Italië, ontstonden de eerste madrigalen. In plaats van de herhalende structuur van vroegere zangstukken was het madrigaal doorgecomponeerd: elke regel werd van zijn eigen muziek voorzien.

Het madrigaal is in zijn hoogtijdagen in de renaissance een vier- tot zesstemmige polyfone a-capellacompositie met een expliciet wereldlijke tekst. Het madrigaal was zeer populair in de 16e tot en met het begin van de 17e eeuw. De belangrijkste componisten uit deze bloeiperiode zijn Palestrina, Orlandus Lassus, Gesualdo (late periode) en Monteverdi (overgang naar de basso continuo). Elk van deze componisten heeft meerdere boeken met madrigalen geschreven. Door de opkomst van de grootser opgezette opera na 1600, raakte het madrigaal, dat bescheidener van uitwerking was, vrij snel in onbruik.

Zie ook Wikipedia

Zie ook Muziekgeschiedenis over het madrigaal

naar boven

Negen madrigaalboeken van Monteverdi

In 1587 en in 1590 publiceerde Monteverdi zijn eerste twee boeken met met (vijfstemmige) madrigalen. Het betreft werken in de traditionele stijl van zijn leermeester Marc’Antonio Ingegneri.

Aan het hof van Mantua was een koor opgericht naar het model van het Concerto di Donne uit Ferrara. Met name de daarvoor gecomponeerde madrigalen uit boek 3–5 (1592–1605) vestigden de faam van Monteverdi als vernieuwend en gedurfd componist.

Monteverdi’s werkte met een prima en een toegevoegde seconda prattica, waarin de dichterlijke tekst boven de muziek ging. Vanuit deze werkwijze brak Monteverdi met de oude regels van de polyfonie en was het noodzakelijk om het recitatief, de basso continuo en (uiteindelijk) de opera te benutten. Dit is goed te herkennen in het vijfde boek madrigalen (1605). Dat bevat een aantal teksten gebaseerd op Il pastor fido (een herdersspel van Giovanni Battista Guarini, in 1598 opgevoerd in Mantua). Tevens bevat dit zes madrigalen voor solo met een basso-continuopartij, en Ahi, come a un vago sol, voor het eerst met een koor als refrein. Dit lijkt ook geïnspireerd door de toen al bestaande operastijl in Florence. Vanuit deze madrigaalpraktijk laat zich direct de vroege operastijl in l’Orfeo en Arianna begrijpen. Hij maakt in die opera’s ook gebruik van de stijl van operarecitatieven, zoals die bij zijn tijdgenoot in Florence Jacopo Peri (1561-1633) al eerder voorkomen.

In Venetië voltooide hij het zesde (1614), zevende (1619) en achtste (1638) madrigalenboek. Postuum (1651) verscheen het Madrigali e Canzonette met onder andere fragmenten uit verder verloren gegane opera’s.

Luistervoorbeelden madrigalen Monteverdi:

Boek 1 (1587)

Boek 2 (1590)

Boek 3 (1592)

Boek 4 (1603)

Boek 5 (1605)

Boek 6 (1614)

Boek 7 (1619)

Boek 8 (1638)

Boek 9 (1651)

naar boven

Le Nuove Musiche o.l.v. Krijn Koetsveld

Begin 2019 voltooide Le Nuove Musiche de opnames van de 9 boeken madrigalen van Monteverdi. 12 cd’s. De opnames zijn bekroond met 5 sterren van de Volkskrant, een 10 van Luister en veel lovende recensies uit binnen- en buitenland.

Monteverdi vormt het scharnierpunt tussen Renaissance en Barok, tussen madrigaal en opera, tussen prima en seconda prattica. In 9 boeken volgen we de ontwikkeling van een fascinerend mens en tegelijkertijd van zijn muziek op de voet. Om hem heen werden er hevige disputen gevoerd over wat wel in de kerk mocht en wat vooral niet. Hij schreef zijn Maria Vespers waar hij de nieuwe stijl zo prachtig vlocht tussen de bekende lijnen van de oude, kerkelijke stijl.

Het was normaal dat een koorjongetje leerde componeren. Maar dit jongetje had iets bijzonders. Die kon meer dan de regels van het aloude handwerk beoefenen, die kon aan teksten iets bijzonders meegeven en dat zien we langzaam groeien, boek voor boek. En zo ongeveer halverwege de serie van 9 boeken vol madrigalen komt er iets nieuws bij: harmonie, basso continuo, solozang met continuo. Een illustratie van de muziekgeschiedenis aan de hand van een kleine 200 stukken.

De prachtigste poëzie was in Italië in de 15e en 16e eeuw volop voorhanden. Monteverdi kende en gebruikte de sonetten van Petrarca, de hoofse lyriek voor de platonische liefde. Maar ook het machtige epos van de Gerusalemme Liberata van Torquato Tasso, waardoor zelfs onze eigen P.C. Hooft en ook Goethe geïnspireerd werden, gebruikte Monteverdi als grondstof voor zijn madrigalen.

400 jaar nadat al dit schoons is gemaakt, willen wij met het project Monteverdi XL onze fascinatie laten zien en horen. Omdat we betoverd zijn door die mooie woorden, door die schijnbaar eenvoudige maar zo affectvolle noten. Door het oneindig gevarieerde spel van melodie, harmonie, hoog en laag, veelstemmig en eenstemmig, a capella of met een rijk continuo, door de rust, de declamatie, de schrijnende samenklank en de opperste reinheid van de eenstemmigheid.

Bron: www.lenuovemusiche.nl/ensemble/onze-projecten/madrigalen/

naar boven

Opera L'Orfeo van Claudio Monteverdi

L'Orfeo is een opera van Claudio Monteverdi gebaseerd op Orpheus en Eurydice. L'Orfeo werd voor het eerst opgevoerd op 24 februari 1607 in het hertogelijk paleis van Mantua. De opera Euridice van Jacopo Peri (1600) zal als voorbeeld gediend hebben voor L'Orfeo. De opera L'Orfeo is echter de oudste van de belangrijk geachte opera's, die tot op heden repertoire hebben gehouden. Hier begint – zo men wil – de canon van de klassieke westerse operaliteratuur.

Typerend voor de werkwijze van Monteverdi is de vermenging van de Griekse mythologie met 16e-eeuwse dramatische conventies en, muzikaal, het volledige scala aan instrumentale tussenspelen (intermedio), monodie en madrigalen uit de Florentijnse school. Deze opera is ontstaan binnen hofkringen, maar opera was hier nog niet het lege hoofse vermaak waartoe het later zou verworden. Integendeel, het geeft doeltreffend en met passie uitdrukking aan diepe menselijke emoties. Het genie van Monteverdi ligt in de fantasievolle en qua muzikale middelen zeer efficiënte en evenwichtige wijze, waardoor de toeschouwers zich ook nu nog, vier eeuwen na de première, voelen aangesproken.

Bron: Wikipedia

El Orfeo de Claudio Monteverdi

naar boven

Beethoven - Een biografie (12)

[Bron: Een Biografie van Ludwig van Beethoven (1770–1827) door Jan Caeyers]

Eind 1795 werd Beethoven door zijn voormalige leraar Haydn uitgenodigd als solist op te treden in een belangrijk concert waarbij hij ook zijn Eerste pianoconcerto (op. 15) mocht spelen. Dit concert was een groot succes; enkele weken later volgde een reprise. Het jaar daarop heeft Beethoven zijn drie sonates (op. 2) aan Haydn opgedragen (en later de vioolsonates (op. 12) aan Salieri), uitzonderlijk omdat Beethoven verder nooit meer composities aan collega-componisten heeft opgedragen. Aan een tijdgenoot zou Beethoven hebben toevertrouwd dat hij weliswaar lessen bij Haydn had genomen, maar dat hij nooit iets van hem had geleerd...

Eerste pianoconcerto (op. 15)

Sonate 1 in f mineur (op. 2)

Sonate 2 in A (op. 2)

Sonate 3 in C (op. 2)

Vioolsonates (op. 12)

naar boven

Gids voor orkestmuziek (30): Joseph Haydn (3)

Symfonie no. 88 in G (1788; 22 min.)

Allegro - Largo - Menuetto - Finale, allegro con spirito

Een kort adagio leidt het eerste allegro in, dat thematisch een duidelijke verwantschap vertoont met de finale van Beethovens Achtste symfonie. Beethoven verwerkte herhaaldelijk thema's van anderen, vooral van Haydn. Het largo, de tweede satz, is een meesterlijk staaltje van variatiekunst. Het begint met een gezang (hobo en cello) dat in de Engelse kerk wordt gebruikt voor de hymne: Praise God, from whom all blessing flow. In het menuet valt de originele aanwending op van de pauken, die tot tweemaal toe het slot van een zin licht accentueren. Een vondst die vrucht heeft gezet in latere werken. En in het trio van dit menuet zijn de alten en de fagotten de basis voor een landelijke dans met ondersteuning van baskwinten (musette of doedelzak noemt men dat) waartegen de vrolijke melodie door violen, fluiten en hobo's wordt gespeeld. De finale is een luimig stuk waarin een canon voorkomt tussen violen en bassen. Dat spel verloopt in een generaal-pauze, een korte algemene rust, waarop dan het hymnische slot inzet.

Luistervoorbeelden symfonie

Luistervoorbeeld Praise God, from whom all blessing flow

naar boven

Die Matthäus Passion (13)

Auteur: Lou van Strien (1899-1944)

Om tot Bach's Matthaeuspassie terug te keeren: in Picander's dichtwerk is de invloed van Brockes duidelijk waarneembaar. De opbouw van het geheel uit recitatieven, aria's, koorfragmenten en koraalstrofen, is aan den passietekst van 1712 ontleend en ook het optreden an de "Tochter Zion" kan tot Brockes' werk terug gevoerd worden. Doch Bach liet, als gezegd, Picander in geenen deele de vrije hand bij zijn werk. De ervaringen, welke de meester in 1725 ten deze had opgedaan, waren afschrikwekkend genoeg geweest. In dat jaar namelijk had Picander den componist een passietekst geleverd, die den titel voerde "Erbauliche Gedanken auf den Grünen Donnerstag und Charfreitag über den leidenden Jesum, in einem Oratorio entworfen". En howel Bach dat libretto naar alle waarschijnlijkheid op muziek heeft gezet, was de triviale en onbeholpen taal zeker aanleiding om in den vervolge Picander's hulp met de nodige reserves te aanvaarden. Recitatieven als

"Und endlich kam die Mörder-Schaar
Mit Spieszen und mit Stangen,
Und Judas, der ihr Führer war,
Gab Jesum, nach gemachten Schluss,
Der Feinde Raserei gefangen.
Da wollt es Petrus wagen,
Mit seinem Schwerdte drein zu schlagen"

of Petrus' aria

"Verdammter Verräther, wo hast du dein Hertze?
Haben es Löwen und Tiger verwahrt!
Ich will es zerfleischen, ich will es zerhauen,
Dasz Ottern und Nattern die Stücke zerkauen,
Denn du bist von verfiuchter Art"

kunnen Bach onmogelijk bevredigd hebben en maken het duidelijk dat bij de totstandkoming van den Matthaeuspassie-tekst een andere mentaliteit werkzaam was. Dat blijkt ook allereerst uit het feit dat hier het simpelschoone Bijbelverhaal in al zijn eenvoud en uitdrukkingsmacht hersteld werd, het blijkt uit de soberheid van de aria-teksten en uit het inzicht waarmede de koralen in den tekst geplaatst zijn. Al deze stijlelementen zijn aan Bach's krachtdadigen invloed op den tekstdichter toe te schrijven. In de aria's kan men menigmaal overduidelijk aantoonen dat de componist zijn tekstdichter opdroeg Salomo Franck's cantate-teksten tot voorbeeld te nemen, hetgeen Picander dan ook met uitstekend resultaat heeft gedaan. De koralen nemen in Bach's passiemuziek een heel aparte plaats in. Zij vormen als het ware de krachtige pijlers waarop het monumentale gebouw van Bach's werk rust, zij dienen meermalen als commentaar en nabeschouwing op voorafgaande gebeurtenissen, zij brengen als het ware de individueele meditatie, welke in de aria's tot uiting is gekomen, over in een collectieven vorm, in het gemeenschappelijke gezang dat de grondslag van het koraal vormt. De populariteit van Bach's Matthaeuspassie berust niet in de laatste plaats op de koralen en hun functie in het geheel - de verwerking van het oude kerklied in de passiemuziek betrekt den hoorder meer dan ooit in het verhaal. Door een aantal oude en geliefde koraalmelodieën voor vierstemmig koor te bewerken en in zijn muziek op te nemen, verzekerde de componist zich bij voorbaat van den aandacht en de stichting zijner hoorders; de zinrijke wijze waarop hij die bewerkingen over de handeling verdeelde, maakt het ontroerende en innig-religieuze effect van deze prachtige koraaalmelodieën nog grooter.

(Volgende delen van deze feuilleton in de komende nieuwsbrieven)

naar boven